Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering ZZP: het laatste nieuws

Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering ZZP: het laatste nieuws

Het is al een tijdje onderwerp van discussie: de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor ZZP-ers. Deze verplichte AOV is onderdeel van het in 2019 afgesloten pensioenakkoord en is door Nederland ook opgevoerd als onderdeel van de subsidieaanvraag uit het Europese coronaherstelfonds. 

Vorige week heeft minister Karien van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een kamerbrief gestuurd over maatregelen die de arbeidsmarkt meer in evenwicht moeten brengen. In deze brief gaat de minister in op de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering, waarbij een aantal punten duidelijker worden. Maar waarbij vooral duidelijk wordt dat er nog een boel uitgewerkt moet worden.

Kring verzekerden

Het is niet mogelijk voor de Belastingdienst om eenvoudig een splitsing te maken in zelfstandigen met en zonder personeel. Er kan wel onderscheid gemaakt worden tussen IB-ondernemers, DGA’s en resultaatgenieters. Deze laatste groep bestaat uit mensen die niet als ondernemer gezien worden voor de inkomstenbelasting, maar wel inkomsten als zelfstandige hebben. Denk aan postbezorgers of freelancers die naast hun baan in loondienst opdrachten doen.

Vooralsnog wordt de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering verplicht voor IB-ondernemers en meewerkende partners. DGA’s en resultaatgenieters lijken niet onder de verplichte AOV te komen vallen. 

Onder deze kring van verzekerden vallen dus ook IB-ondernemers met personeel. Deze groep is op dit moment niet uit te zonderen van een verzekeringsplicht. Wel is tussen de regels door te lezen dat, als het uitvoeringstechnisch wél mogelijk is, IB-ondernemers met personeel alsnog buiten de kring van de verzekerden zouden kunnen komen te vallen.

In de brief geeft de minister wel aan oog te hebben voor resultaatgenieters die een substantieel inkomen uit resultaat hebben. Als voorbeeld wordt de culturele sector genoemd. Gekeken wordt naar mogelijkheden om deze groep een verzekering aan te kunnen bieden. Of dat vrijwillig of verplicht is, blijkt niet uit de brief.

Minister Van Gennip schrijft dat de kring van DGA’s niet goed af te bakenen is, en daarom vooralsnog niet onder de kring van de verzekerden van de verplichte AOV komen te vallen. Maar zij geeft nadrukkelijk aan dat, als de groep wel goed af te bakenen is, dit wordt heroverwogen.

Opt-out en eerbiedigende werking?

Minister Van Gennip geeft in haar brief aan dat de mogelijkheid wordt onderzocht om een opt-out in te bouwen. Iemand zou dan de mogelijkheid krijgen om uit het publieke AOV-stelsel te stappen als deze persoon een private verzekering afsluit “met ten minste dezelfde dekking en premie als de publieke variant”. Deze opt-out zal worden opgenomen als het “uitvoerbaar, betaalbaar, uitlegbaar en tijdig kan worden ingevoerd.”

Er wordt dus nagedacht over een opt-out mogelijkheid, maar de daadwerkelijke totstandkoming en uitvoering daarvan is nog zeer onduidelijk. Wat betekent het bijvoorbeeld dat iemand alleen kan uitstappen als hij, naast (minimaal?) gelijke dekking ook gelijke premie moet betalen? Dat lijkt niet echt op serieuze concurrentiemogelijkheden tussen privaat en publiek te duiden. Hoe wordt dat bepaald als de dekking van de private verzekering veel uitgebreider is? En wie gaat dit beoordelen? Ook is niet duidelijk wat er gaat gebeuren met bestaande AOV’s. Vallen die ook onder de opt-out mogelijkheid? En hoe gaan deze bestaande producten dan vergeleken worden met het verplichte product?

Daarnaast schrijft de minister dat de opt-out wordt gecombineerd met een stabiliteitsbijdrage die ertoe moet dienen om de publieke premie te stabiliseren. Private verzekeraars zouden die bijdrage bij hun verzekerden moeten innen, wat weer leidt tot hogere private uitvoeringskosten.

Op het gebied van de eerbiedigende werking voor bestaande privaatrechtelijke AOV-verzekeringen wordt alleen aangegeven dat er sprake zal zijn van “robuust overgangsrecht (…) waarbij reeds afgesloten private verzekeringen die bedoeld zijn om het arbeidsongeschiktheidsrisico langdurig te verzekeren worden geëerbiedigd.” Hoe dit vormgegeven zal worden wordt nog uitgewerkt.
Kortom: de brief laat veel onduidelijkheid en onzekerheid bestaan op het gebied van private AOV-verzekeringen.

Kenmerken AOV

De verplichte AOV voor ZZP-ers zal waarschijnlijk een wachttijd van één jaar kennen. Zelfstandigen moeten dus het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid zelf overbruggen door in te teren op eigen geld of door hier een private verzekering voor af te sluiten.

De verzekering gaat uit van een uitkering van 70% van het laatstverdiende loon, waarbij het loon gemaximeerd is tot 143% van het wettelijk minimumloon. Een uitkering van 70% leidt dus tot een uitkering van maximaal het minimumloon. Als premie-indicatie gaat minister Van Gennip uit van 7,5% tot 8% van het inkomen tot de maximale premiegrondslag. Deze premie zal fiscaal aftrekbaar zijn.

Vervolg

De verplichte ZZP-AOV moet uiterlijk per 2025 in de wetgeving zijn opgenomen. Dit omdat deze verzekering onderdeel is van de subsidieaanvraag bij het Europese coronaherstelfonds. Minister Van Gennip schrijft dat het wetsvoorstel in het voorjaar van 2024 kan worden verwacht. Dan zal er ook meer invulling moeten zijn gegeven aan zaken als eventuele opt-out.

Als het wetgevingstraject inderdaad in 2024 afgerond kan worden, zal het naar verwachting nog tot de periode 2027 – 2029 duren voor de verplichte AOV daadwerkelijk wordt geïntroduceerd. Het is bekend welke problemen verschillende publieke uitvoeringsinstanties die een rol moeten spelen bij de totstandkoming van de verplichte AOV, op dit moment hebben. Het is zeer de vraag of deze instanties een eerdere introductie van de verplichte AOV zouden aankunnen.